Over Caroline

Mijn naam is Caroline van de Burgt-Keuzenkamp.

Sinds 1995 ben ik bezig met tuinen. Ik heb tuinen ontworpen voor mezelf en voor anderen. Gaandeweg heb ik een eigen stijl ontwikkeld.

Als kind ben ik opgevoed met een bewuste kijk op de natuur om me heen: Het genieten op een voorjaarsdag van een veld met knalgele krokussen vol met zoemende bijen, die na een lange winter hongerig tevoorschijn komen. Glimlachen om een kikker die op een zomerdag languit drijft in een warme sloot. Een pruim plukken als toetje na het avondeten in de tuin. Ik leerde poppetjes maken van eikels en kastanjes in de herfst. En ik leerde genieten van het kale silhouet van een statige boom in de winterzon.

Mijn eerste buitenplant was een boompje voor op mijn balkonnetje op het zuiden. Ik vroeg, totaal onwetend, advies aan een hulp in een tuincentrum en kwam terug met een geënte wilg op een stammetje in een grote plastic pot. Hij heeft de zomer (natuurlijk) niet overleefd.

Toen ben ik me gaan verdiepen. Mijn hobby werd tuinboeken verzamelen, lezen, leren. Toen ik op een braderie een fucksiashow binnen liep werd ik gegrepen door het verzamelvirus. Ik leerde hoe ik moest stekken, werd lid van de Nederlandse vereniging van Fuchsiavrienden en mijn deel van de galerij (op het Noordoosten dit keer) werd een weelde van de mooiste fuchsiasoorten.

Mijn eerste tuin was een stadstuin in Maassluis. Diep en smal. Daar heb ik me uitgeleefd met tekenen, planten, zaaien, scheuren van planten en het bijhouden van de borders. Ik ben tuintechnisch talloze malen gevallen en weer opgestaan. Ik kan een boek schrijven over die fouten: Rozen verplant je niet als ze bloeien. Dan gaan ze onherroepelijk dood. Smeerwortel bloeit leuk maar is een hopeloos wortelonkruid. Rode valeriaan zaait zich schandalig uit. Clematis kan ineens verwelken en ga zo maar door. Maar tegelijkertijd leerde ik om de druiven zo te snoeien dat ze vol hingen met dikke trossen. Ik zag lijsters fanatiek timmeren als ze een slak verorberen, en ik proefde hazelnoten uit mijn eigen tuin.

Mijn tweede tuin, op de Veluwe dit keer, was net zo groot als alle tuinen van onze hele straat uit Maassluis bij elkaar. Ik ging van klei naar zandgrond. Daar leerde ik dat iedere grond zijn eigen onkruiden heeft. En ik ervoer dat grote borders om een hele andere beplanting vragen dan een stadstuin. In die tuin werd ik verliefd op salamanderlarven die lopend over de bodem van mijn moerasvijver op mini-insecten joegen. En ik werd verliefd op de kerkuilen in de schuur, en dan vooral op hun eigenwijze jongen. Ik leerde er dat, als je niet oppast, je teveel werk in je tuin krijgt en je een slaaf kunt worden van je hobby.

Mijn huidige tuin is me immens lief. Ik probeer er nog steeds dingen uit, en niet alles is een succes. En al die kennis gebruik ik graag om tuinen bij anderen aan te leggen.

Ik heb inmiddels geleerd dat dat uitproberen bij mij hoort. Ik heb trucjes geleerd om onkruid te beteugelen en vooral om maximaal te genieten van de luxe die het hebben van een eigen tuin toch is. Ik geniet van al het leven in de bomen, struiken en in mijn poel. Ik pluk narcissen in het voorjaar, aardbeien in de zomer en hazelnoten in het najaar. Ik word intens gelukkig van de geur van de herfst, madonnalelies, kamperfoelie en linde. De ijsvogel heeft zijn eigen tak vanwaar hij vist. De kikkers, de solitaire bijen, de papierwespen, de egel: ze horen in mijn tuin. Mijn tuin is een plek voor genieten, samen zijn of alleen zijn en rust.

Het is Caroline’s tuin.